Bij Ajax geldt al jarenlang in bepaalde vakken een opkomstplicht. De regels hieromtrent zijn recent nog aangepast en tot mijn grote verbazing ondergaat het gros van de betreffende seizoenkaarthouders deze maatregel slaafs. Héél kort samengevat: als je in een seizoen niet genoeg komt willen we ze je nooit meer terugzien. Of je nou al 30 jaar een seizoenkaart hebt of niet. Ik vind het waanzin en mijn laatste klaagmail over dit onderwerp ligt daar in Amsterdam nog ergens ter beantwoording op een bureau. Desondanks vind ik dat Huizen ook zo’n regel in moet voeren. Kom je niet genoeg: wegwezen!

Meen ik dat?
Nee, natuurlijk niet. Kom je in een seizoen alle wedstrijden of misschien zeven, kom je één keer per jaar overvliegen uit Nieuw-Zeeland of heb je pas recent geconstateerd dat het veld is gedraaid? Allemaal prima. Wel zou ik het fijn vinden als mensen vaker komen. En blijven terugkomen. Dat het weer drukker wordt langs de lijn. Ouderwets dringen om wat van de wedstrijd te kunnen zien, zoals vorig seizoen tegen IJsselmeervogels. Al was dat dan weer net te veel van het goede. Er dwarrelen nog steeds rooie sliertjes over ons sportpark.

De bezoekersaantallen lopen in mijn beleving steeds meer terug en op de tribune zijn lege stoeltjes in overvloed. Ter verdediging, dat ding staat ook onmenselijk ver van de kantine. Ik kan mij voorstellen dat menigeen afziet van de overtocht en veilig in de buurt van die kantine blijft hangen. Ik ben daar zelf één van en het groepje waarvan ik deel uitmaak varieert al jarenlang van een man of 4 tot 14. Al zijn we tegenwoordig vaker met richting de 14 dan 4. Aan ons ligt het niet, bij ons leeft de club meer en meer. We willen het niet missen en zeker ook elkaar niet. Er haken mensen aan en deze keren vol enthousiasme nog terug ook.

Voorheen zag je sommigen van ons groepje niet meer terug zodra het enigszins afkoelde of begon te miezeren. Tot begin april kon je “Beste wensen” zeggen als je iemand na maanden eindelijk weer eens terugzag. Wij zijn nog steeds een totaal ander volk dan pak ‘em beet een Spakenburger of Katwijker. De betrokkenheid met de lokale voetbalvereniging is er wel, maar wij uiten dat véél minder dan in deze dorpen. Daar zijn we te nuchter voor. Of te stug. Maar het kantelt in mijn beleving langzaam, in ieder geval in mijn directe omgeving.

Mijn sportieve jeugd speelde zich niet af op De Wolfskamer. Desondanks kwam ik als jochie geregeld op de club. Al was ik met name druk met het verzamelen van flesjes om vervolgens van het statiegeld snoepjes te kunnen kopen. Of als het economisch gezien echt een topdag was zelfs een broodje frikandel. Desondanks had ik altijd wel iets met de club. Ik kwam er tot diep in de jaren ’90 alleen (veel te) weinig. Maar inmiddels heb ik toch alweer 26 jaar een seizoenkaart. Dat heette destijds nog donateur. De goedkoopste manier om én het terrein op te mogen én -veel belangrijker- een clubblad in de bus te ontvangen. Dat clubblad was hét summum van betrokkenheid bij de vereniging.

Hoe die betrokkenheid over te brengen op anderen? En op volgende generaties. Ik heb geen idee, maar het is hard nodig. Er is volop vergrijzing gaande. Ik denk weleens jaren of zelfs decennia vooruit en vraag me af of de club er dan nog wel is of niet. Of er zowel binnen als buiten de lijnen wel genoeg liefhebbers zijn met een geel-groen hart om bestaansrecht te blijven behouden. Ik hoop het van harte. Heeft iemand de oplossing?

Tot we die gevonden hebben pleit ik voorlopig dan toch maar voor een opkomstplicht.

.

Total Views: 850Daily Views: 1

Dirkjan van Leeuwen